Alfons Peter II

Alfons Peter de tweede was nu de enige man.
In het gezin toen Herakles Alfons zijn leven ontnam.
Waar moesten ze nu van leven?
Herakles had hen geen vergoeding gegeven.
Alfons had voor alle inkomsten gezorgd.
En het eten raakte op, moeder was bezorgd.
Ze vond dat Peter maar eens een baantje moest nemen.
Krantenbezorger of misschien wel ramen zemen. 
Nee, zemen wilde Peter niet en ze hadden al een krant.
Dus solliciteerde hij maar bij een restaurant.
In hun vuistjes lachten ze om die domme kreeft.
Maar toch gaven ze hem een baantje, heel beleefd.
Want stiekem hadden ze een gemeen plan.
En Alfons zoon ontsnapte maar net van de pan.
Zijn nieuwe job was op een begraafplaats.
Waar hij ’s nachts rondliep met een kaars.
De priester wilde namelijk de mensen schrik aanjagen.
Met kaarskreeften die zij dan als geesten zagen.
Maar toen hij half werd verbrand.
Ging hij naar de dierentuin met zijn schaar in het verband.
Er was een kreeftenverzorger die hem hartelijk ontving.
Zij zag toekomst in hem en beval hem: “Zing!”
En Peter begon spontaan te krijsen.
Iedereen stopte zijn vingers in zijn oren van afgrijzen.
Het gezang ging door merg en been.
Maar de verzorger zag zijn goede ritme er doorheen.
En toen ontplooide zijn ware talent.
Voor een koor van kreeften als dirigent.
En daar kan je hem nu nog zien dirigeren.
Maar ach, zingen zal hij nooit leren.